Een 19-jarige jongere vertelt:
“Ik ben totaal niet assertief. Soms is dat wel lastig. Als ik bij de cardioloog zit, ik ga maar één keer per jaar en soms heb ik klachten die ik niet ernstig genoeg vind om een extra afspraak te maken. Dus dan heb ik een heel lijstje en dan wil ik dat lijstje afgaan, maar dan gaan we van het een weer over het andere praten en dan ben ik het weer een beetje kwijt. Dan ligt het lijstje wel voor me maar op een gegeven moment zegt de cardioloog, oké ik ga je nog even onderzoeken. Dan sta ik ineens weer buiten en heb ik dit en dit en dit nog niet opgenoemd. Dat assertieve is wel belangrijk om te zeggen: ik heb nog meer, ik wil je nog spreken. Dat is wel heel belangrijk, vind ik.”
Een 18-jarige jongere reageert:
“Ik heb het ook opgebouwd. Ik was eerst helemaal niet assertief. Ik was best wel verlegen en durfde het niet te zeggen. Maar ik ben er heel erg moe van geworden en ik ben het zat. Daardoor heb ik een heel uitgesproken mening opgebouwd. Daar ben ik heel blij mee. Het is dus iets wat je niet gelijk hebt, maar wat je echt moet leren. Zeker als je, zoals ik, in het begin heel erg verlegen was. Dat is wel heel erg moeilijk, want je moet sterk in je schoenen staan en het durven. Bij mij heeft dat heel veel tijd gekost. Dat is misschien wel een belangrijk punt, hoe je dat kunt aanleren. Het helpt wel heel erg.”
Een 24-jarige jongere met nierfalen vertelt over de dynamiek in de spreekkamer tussen haar, de arts en haar ouders:
“Ik was in het kinderziekenhuis ook wel een beetje makkelijk, vanaf 16 jaar kan je ook wel zelf gewoon dingen, daar was ik altijd wel een beetje makkelijk in. Mijn ouders waren altijd een beetje aan het pushen dat ik zelf wat meer het woord moest doen. Mijn moeder ging een beetje automatisch het woord doen, dus op een gegeven moment heeft ze gezegd: ik ben er bij, maar ik schuif een beetje achteruit en dan doe je zelf het woord. Dus wat dat betreft hebben mijn ouders daarin ook wel een rol gespeeld. Als je kijkt naar mijn ouders, dan zie je een soort dynamiek: mijn ouders deden het, dus ging ik maar een beetje op de achtergrond en ik vond het wel best. Maar je kan als ouder ook wel wat meer zeggen of nog meer stimuleren. Dat hebben mijn ouders ook wel gedaan. Ik denk dat dat wel grote invloed heeft. Er zijn ook ouders die strak vasthouden en niet loslaten. Je merkt dat dat toch wel een heel grote rol speelt in hoeverre iemand voorbereid is op zelf dingen gaan doen. Ik denk dat niet onderschat moet worden welke rol dat erbij speelt. En dan in samenwerking met dat artsen ja, daar ook wat meer op toegespitst zijn.”